Introductory text in: A Specter from the Land of If, Art & Research Publishing, 2010.


Het ene ding zoeken 
is altijd iets anders vinden.
Dus om iets te vinden
moet je zoeken wat het niet is,
naar achteren gaan om vooruit te komen.
Je komt altijd aan, maar altijd ergens anders.
Roberto Juarrez


You are what you keep.
Orson Welles in Citizen Kane (1941)


A specter from the land of If: wie zoekt die vindt?


§ (iets over het project)

Voor het Outlandish-project A specter from the land of If krijgen zes jonge fotografen de gelegenheid om in het rijke beeldarchief van het FotoMuseum Provincie Antwerpen te infiltreren. Frederik Heyman, Sarah Gerats, Fien Muller, Michèle Matyn, Sarah Van Marcke en Simon Vansnick duiken in de enorme fotoverzameling op zoek naar de verrassing, het prikkelende beeld, de vondst. Ze speuren naar stukken die tot hiertoe nauwelijks het daglicht hebben gezien en als inspiratiebron voor hun eigen werk kunnen dienen. Een ambitieuze expeditie waarvan de uit- en aankomst niet meteen te garanderen valt. Want het onontgonnen deel van een fotoarchief is een grillig Land of If zonder stafkaarten of gedetailleerde plattegronden. Het bestaat uit een dicht oerwoud van verzegelde dozen waar ondoorzichtige wetten heersen en de kortste weg naar het gezochte beeld niet altijd de rechte weg blijkt te zijn. Hier betreden onze zes (be)zoekers het moerassige en onzekere domein van het soms. Soms vinden ze in de duizelingwekkende hoeveelheid de foto's die ze voor ogen hebben, soms ook niet. En wat dan met de heerlijke beloftes die geijkte spreuken als 'wie zoekt, die vindt' en 'waar een wil is, is een weg' hen voorspiegelen? “Voluntaristisch gewauwel en wishful thinking”, lijkt het onbetreden fotoarchief te zeggen, “IK zal wel bepalen wat, wanneer en hoe jullie het vinden, ongeacht het aantal goede intenties, inspanningen en verlangens. Overtreft de vondst jullie stoutste dromen, tant mieux. Laat ze jullie met een hongergevoel achter, tant pis”. De uit te spitten beeldverzameling maalt nu eenmaal niet om de voorkeuren en ambities van onze invités. Wie voorbij haar blinde muur van bewaardozen, kasten, steekkaarten en verpakkingen wil geraken, zal zelf zijn sporen moeten verdienen. En waar een frontale aanpak faalt, moet noodgedwongen overgeschakeld worden op een zijdelingse strategie, een intuïtieve sluikweg. Net dat belooft dit project ons deze zomer in de museumgalerie voor te schotelen: een onvoorspelbaar beeldverhaal dat zes jonge kunstenaars via het toeval en per obliquum bijeensprokkelden tijdens hun zoektocht in de gangen van een weerbarstig fotoarchief. Eén van de talloze mogelijkheden. One specter from the land of If


§ (iets over het fotoarchief)

Voet aan wal zetten in het Land of If blijkt geen sinecure. Een frontaal chargeren van dit onbeschreven territorium biedt geen vaste bodem. Het vanuit een vogelperspectief in kaart brengen, is te hoog gegrepen. Neen, onze invités doen met het onontgonnen fotoarchief niet wat ze willen. Hun gedreven “Sesam, open u!” forceert geen enkel slot. Als een prooi najagen wat ze aan beelden in hun hoofd hebben, verzekert de openbaring niet. (Dat vormt de frustratie van zowat iedereen die met dit soort collecties werkt; we voelen ons belazerd door een tergend gevoel van onmacht want we vertrekken automatisch van het idee dat elk verzameld beeld op elk ogenblik inzetbaar en beschikbaar moet zijn.)
Transparantie en digitalisering – wat als onze zes via deze toverwoorden het fotoarchief toch enigszins trachten te behappen? De archivaris zoekt hier zijn heil in het gekoesterde stramien van het beheer- en beheersbare: hij gaat naarstig aan de slag met manipuleren en temmen, bekijken en betasten, beschrijven en indexeren, reproduceren en verpakken. Maar in het Land of If gelden andere regels dan de kunsthistorische en wetenschappelijke die dit systeem bij elkaar houden. Onze expeditieleden speuren net naar de luizen in de wetmatige pels van de archivaris: de varia, de marginalia, de verrassingen, de niet-plooibare beelden, - alles dus wat nukkige stokken steekt in de afgestelde wielen van het museale collectiebeheer. En als je weet dat in het Land of If reusachtige konijnen besneeuwde bergtoppen beklimmen, terwijl pausmobielen over de aardbol tuffen en dolfijnen op het droge zwemmen, tja, dan hoeft dit natuurlijk niet te verbazen. 
Waar onze (be)zoekers van in het begin naar uitkijken, zou zich onverwacht aandienen, hen toevallig in het depot voor de voeten vallen, terloops hun oog trekken: hun prikkel en streefdoel is de werkelijke vondst


§ (iets over het zoeken en de vondst)

Het Land of If is een terra incognita waar het zoeken dus niet vragend kan zijn. Het reusachtige konijn springt niet uit zijn hoge zwarte hoed op verzoek. De pausmobiel komt niet van stal door fanatiek te insisteren. Integendeel: het voorbedacht speuren zelf barricadeert van nature de weg naar de vondst. Het lijkt wel een achteruit gaan door vooruit te trappen. Dit vraagt om een andere strategie, een sprong down the rabbit hole (1). Onze invités zullen zich op nieuw terrein moeten wagen tot er een moment van ontheemding en vervreemding in het kijken ontstaat: “Doorgaan, tot de plek onwaarschijnlijk wordt, tot je, heel even maar, het gevoel hebt dat je je in een vreemde stad bevindt, of, beter nog, tot je niet meer begrijpt wat er gebeurt en wat er niet gebeurt, tot de hele plek vreemd wordt en je zelfs niet meer weet dat dit een stad heet, een straat, huizen, trottoirs...”. (2)
Dat onbevangen kijken vergt van onze expeditie het overboord gooien van intenties, beelden laten gebeuren zoals ze zich aandienen, geduldig laten ontdooien wat uit elke geopende doos in het depot naar boven komt, kortom: onverwacht door het materiaal geprikt worden in plaats van zelf te prikken. Zoals in het Perzische sprookje over de drie prinsen van Serendip, die “door toevalligheden en schranderheid altijd dingen ontdekten waar ze niet zochten”. (3) In de serendipiteit schuilt het tegendraadse verschijnsel van de onverwachte vondst, die de vinder 'toevalt' terwijl hij op zoek is naar iets anders. Elke trouvaille met een beetje karakter is serendipiteus. Ze heeft een ongebonden, afwijkende, 'foute' kijk op de dingen nodig, een dwars gadeslaan van beelden waardoor elementen zichtbaar worden waar anderen aan voorbijgaan. “Er zijn veel steden als Fillide die zich aan je blik onttrekken behalve als je er onverwachts een glimp van opvangt”, zegt Marco Polo tegen Kublai Khan in Italo Calvino's De onzichtbare steden. (4) In die terloopse oogwenk van verrassing en onthechting dringen gevonden foto's zich op, appelleren ze aan de persoonlijke gevoeligheid van de vinder, creëren ze intuïtief associaties. Dan is er “intelligent oog aan het werk dat in het zichtbare ook het verborgene ziet; dat niet herkent, maar proeft; dat niet naar volledigheid op zoek is, maar naar inzicht, ervaring, realiteit; dat in het toevallige het wezenlijke ontdekt; dat laat spreken en luistert”. (5)
Dat gefascineerde oog komt onze zes (be)zoekers alvast goed van pas bij het ontginnen van het beeldarchief. Het handelt zoals bij het geduldig invullen van het opengelaten gebied op een oude, onvolledige wereldkaart: door het onbekende te omsingelen tot het nog maar een kleine witte kern vormt in het midden van het blikveld. Die blanco ruimte betekent in het Land of If echter méér dan alleen maar leegte of ontkenning van perspectieven. Ze bevat immers het bodemloze spectrum van de onaangeboorde mogelijkheden, de niet-gevonden foto's die over de gevonden beelden cirkelen als de mysterieuze schaduw van de verwachting. Ze vertegenwoordigt de reis die onze zes fotografen hadden kunnen maken, het verhaal dat ze niet vertelden, het fotoalbum dat niet tot stand kwam, de tentoonstelling die niet gerealiseerd werd. Met de vraag 'wat als?' insinueert deze blinde vlek dat het niet-gevonden beeld misschien wel eens het verschil had kunnen maken. Of misschien ook niet.


(1) Tevens de titel van het eerste hoofdstuk in Alice's Adventures in Wonderland van Lewis Carroll (1865).
(2) Georges Perec, Ruimten rondom, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2008, p. 86.
(3) Horace Walpole introduceerde de term serendipity voor het eerst in deze betekenis in een brief aan zijn vriend Horace Mann uit 1754.
(4) Italo Calvino, De onzichtbare steden, Bert Bakker, Amsterdam, 2001, p. 86.
(5) Geert Bekaert over Italo Calvino's roman De onzichtbare steden, in: Archis 1992-2.

 

 

Previous
Previous

Jean Massart - Aspects of Vegetation in Belgium (2019)

Next
Next

Boris Becker - De aap in de mouw (2010)