Richard Prince, Early photographs 1977-1979, New York, 2001

In: fmm26, 2003, pp. 72-73.


Als spilfiguur van de Appropriation Art ontleent kunstenaar Richard Prince (°1949) motieven, voorwerpen en illustraties aan het alledaagse Amerikaanse leven, die hij vervolgens op een speels-ironische manier in zijn fotografisch, picturaal en sculpturaal werk incorporeert. De behandelde thema's zijn vaak banaal en komen uit de constante beeldenstroom die de massacommunicatie en consumptiecultuur verspreiden. Geen enkel facet van de traditionele Americana laat Prince hierbij onaangeroerd: zowel beelden uit Hollywoodfilms, productlogo's, reclame- en modecampagnes als uittreksels of personages uit stripverhalen, cartoons en clichégrappen vormen het uitgangspunt voor zijn creaties. Vragen omtrent auteurschap en authenticiteit van fotografische beelden werpen zich natuurlijk meteen op, niet in het minst omwille van de alomtegenwoordige postmoderniteit. Toch treurt Prince niet om dit verlies van oorspronkelijkheid. Hij assimileert met geamuseerde blik de tweedehandservaringen en visuele patronen die de publieke beeldcultuur ons aanreikt. Zijn bekendste reeks blijft de roemruchte Cowboy-series (1980-84), waarin Prince de Marlboro Man uit de gelijknamige sigarettenadvertenties als motief opvoert. Hij herfotografeert de bestaande reclamebeelden en schrapt de publicitaire teksten, waardoor de cowboy-idolen — ontdaan van hun functie maar met nog even veel overtuiging de zonsondergang tegemoet rijdend — al snel verweesde symbolen van een Amerikaanse mythologie worden.
De tentoonstellingspublicatie Richard Prince - Early Photographs concentreert zich echter op de eerste fotocollages die Prince op het einde van de jaren 1970 produceerde. Ook in deze reeksen past hij reeds het principe van de deconstructie toe. We krijgen in het boek opgekuiste versies te zien van exclusieve consumptievoorwerpen zoals balpennen, juwelen, handtassen, horloges en sigaretten, en poserende fotomodellen uit modereportages. Prince ontrafelt de mechanismen van alledaagse mode- en reclamecampagnes door illustraties als autonome beelden te tonen en samen te voegen tot kleine reeksen die op het gebied van sfeerschepping, kleurpalet of lichaamshoudingen een nieuwe eenheid vormen. Hij isoleert de foto's van hun oorspronkelijke context en functie waardoor hun artificieel karakter benadrukt wordt. De gepresenteerde objecten lijken hun plek in het beeld niet te vinden, een bevreemdend effect dat nog wordt versterkt door de herhaling van overeenkomstige motieven binnen een fotoserie. Zo zien we in het werk Living Room (1977) vier huiskamers uit meubeladvertenties waarvan de setting erg vergelijkbaar is. Ze bezitten een kunstmatig karakter dat associaties oproept met filmsets die wachten op de volgende opname. Ook de geijkte poses van fotomodellen uit modebladen komen aan bod in bijvoorbeeld Untitled (Four women looking in the same direction) uit 1977, waarin vier mannequins in haast identieke houdingen naast elkaar geplaats worden. Net door dat repetitieve ondergraaft Prince het specifieke aura dat van deze populaire poses uitgaat.
De beeldreeksen worden in het boek over twee pagina's gepresenteerd en afgewisseld met korte tekstfragmenten waarin Prince zijn visie op de massabeeldcultuur te kennen geeft. De sloganeske toon van de citaten versterkt de impact van de foto's. Enkel de herhaling van sommige beeldreeksen in twee nauwelijks verschillende formaten (een met legende, een zonder), is overbodig. Een relevante publicatie dus, waarin wat Prince omschrijft als social science fiction op een toepasselijke manier duidelijk wordt: hoe artificiëler een beeld eruit ziet, hoe verleidelijker het blijkt te werken voor het publiek.

Previous
Previous

Zeppelin Weltfahrten (2004)

Next
Next

Mission Dhuicque (2003)