00A featured in Extra #20 magazine, FOMU, Antwerp, pp. 73-85. Text written by Maarten Dings.

"Het verschil tussen één en twee is groot. Het betekent beseffen dat je een verzameling begonnen bent". Met die zin begint de tekst van Dominique Somers in de catalogus van 'Een foto zegt meer dan 1000 woorden'; een tentoonstelling over ' gevonden beelden' die ik in 2008 samen met Joachim Naudts & Egon van Herreweghe maakte. 

Die zinnen heb ik mij eigen gemaakt. Omdat ook ik vaak per ongeluk op iets stuit. En dan bij toeval nog eens. Vanaf dat moment besluit je elk gelijkaardig object het rovershol binnen te slepen. De buit moet bestudeerd worden. Het is niet zozeer de vondst die van belang is maar de keuze om het niet bij die vondst te laten; om ze te bevrijden van de anekdotiek. 

In de tentoonstellingsruimte slingerde het boek van Vilém Flusser rond. Terwijl ik toezicht hield probeerde ik mij door de teksten in het boek heen te worstelen.  Zijn ideeën over functionarissen en apparaatprogramma's resoneerden totaal niet met de 'sturm und drang' die ik op dat moment voelde. Ik legde het boek halverwege terzijde. Mijn idee van vrijheid was toentertijd: De controle zo veel mogelijk uit handen geven aan de camera en het toeval omarmen. Niet de fotocamera was een vijand van de mens, maar de fotograaf. Als Flusser schreef dat "kiekjesmakers zonder camera blind waren", dan betekende dat voor mij dat zich in de beperking de meester toont. 

Op het eerste zicht lijken de beelden in 00A wat op de lomografische beeldtaal die in de jaren negentig opkwam. 'Don't point, just shoot', was het motto van deze (in zekere zin) antifotografische stroming. De trivialiteit van de beelden is fascinerend;  ze tonen niets buitengewoons maar geven juist een inkijkje in het banale. Het is onmogelijk mijn fantasie niet los te laten op de omstandigheden waarin ze tot stand kwamen. Vaak gehaaste en altijd terloopse omstandigheden. De 00A verzameling knipoogt zo naar wat George Perec het 'Infra-ordinaire' noemt: Alles dat ons in het dagelijks leven omringt en dat daardoor zo vanzelfsprekend is geworden dat we het niet meer opmerken. 

00A ontstond vanuit het ontdekken van een 'blinde vlek' op de negatiefstrook; een ongecultiveerd stukje film waarop niemand acht sloeg. Het zette zich voort in een fascinatie voor de mogelijke motieven of systemen die achter deze artefacten zaten. Extra moeilijkheid tijdens dit sporenonderzoek is dat men afhankelijk is van hetgeen bewaard bleef.  Dat is niet veel wanneer iemand 'wegwerpshots' verzamelt.

Bij thuiskomst heb ik tussen de negatieven uit mijn academietijd tevergeefs gezocht naar stukjes 00A die de montagetafel overleefd hadden. Tussen de geperforeerde aanloopstrook van de 35mm film las ik '00A' maar het negatief erboven bleef meestal blanco wit. De actie begon twee klikken later, wanneer het wapen volledig doorgeladen was. 

Wel vond ik één beeld dat zich tussen 0A en 1 bevond. Een dubbelopname die ik nooit aandacht geschonken en afgedrukt heb. Een twijfelgeval. Alle andere stukjes negatief overleefden de functionaris niet. Misschien werden ze geperforeerd door clips om de film aan te laten drogen.

Ik bedenk mij dat ik, vrij snel nadat ik begon met fotograferen, overgeschakeld ben op een camera die de film automatisch doorspoelde. 00A werd zo door het apparaat onmogelijk gemaakt. De emulsie werd niet meer belicht. Het kleine strookje anarchie (een lapsus) werd door de industrie onschadelijk gemaakt. De beelden in dit boek zijn onbehoorlijk: ze hoorden hier niet te zijn. Terwijl ze volgens Dominique evenveel recht hebben er wel te zijn. Vilém Flusser schrijft dat apparaten werden uitgevonden om de mens uit te schakelen. Om uit elke beslissing de menselijke intentie te laten verdampen. 

De negatieven uit de academiejaren van Dominique bestaan niet meer. De beelden die ze erop vastlegde zijn vervlogen. Onlangs loste ze alle filmstroken op in een zuurbad om zo de zilverzouten te kunnen hergebruiken voor een nieuw werk . Als een alchemist op zoek naar de steen der wijzen.  

Wanneer ik Dominique mail om een afspraak te maken, laat ik vallen dat ik ter voorbereiding van ons gesprek Flussers essay over fotografie aan het herlezen ben. Haar antwoord bevat een link naar een fragment van Vilém Flusser op youtube. Ze schrijft: "Wat een mooie bewegingen maakt die Flusser ook, hé. Dat opliften met die handen naar zijn transhistorisch niveau maakt het bijna tastbaar." Na het bekijken van de video realiseer ik mij pas dat Flusser net zo 'beeldend' schrijft als hij praat. Zo vergelijkt hij de fotocamera met een op de loer liggend roofdier. En foto's zijn 'vlakken die als een stuwdam werken'. Beelden stromen erin uit en cirkelen er voor eeuwig in rond. Spelenderwijs moeten we ons, volgens hem, bevrijden van de bloedeloze simulaties die het apparaat onopgemerkt aan ons opdringt. Ga daar maar aanstaan.

Toch probeert 00A  dat. De omkering die in het boek gebeurt werkt het apparaat tegen. Deze bevrijding kon onmogelijk voorzien (voorgeprogrammeerd) worden. De artistieke praktijk van Dominique Somers bestaat uit het verstoren en omdraaien van het 'gebruikelijke'. Het is een spel met fouten, gebreken, haperingen en ongelukken. De paradox is dat volgens Flusser elke bevrijdingspoging door het apparaat wordt geassimileerd; het wordt als feedback meegenomen ter verrijking van het programma.  Het apparaat probeert zo steeds de speler opnieuw  buitenspel te zetten.  

"Wat als het boek geen titel en uitleg had?" Het is even stil aan tafel. In die stilte bedenken we dat het dan waarschijnlijk gewoon 'slechte' foto's waren geweest. Dominique vertelt dat iemand tijdens een lezing had gevraagd wat er zou veranderen als de opnames van Henri Cartier-Bresson zouden zijn geweest. Is het mogelijk dan niet aan zijn 'beslissende moment' te denken?  Waren de beelden van zijn hand geweest, zouden we hem dan ook als auteur moeten aanduiden? Of zijn beelden als deze per definitie auteurloos en, zoals in de tekst van het boek staat: Het resultaat van een kijken zonder 'ik'?

De camera registreerde alles maar herkende niets. Alle onderdelen van het apparaat deden wat ze moesten doen en de lichtgevoelige emulsie zorgde voor een weerslag van de werkelijkheid. Maar het ontbrak de camera aan inzicht in dat wat zich voor de lens bevond. Er was een operator maar er was geen intentie. De camera is niet blind, maar veeleer onverschillig of oordeelloos. Om het menselijk oog na te bootsen is dat geen bezwaar.

Dat het lastig is om over 00A te denken zonder je te bezondigen aan een of andere vorm van animisme, bewijst hoe uitdagend het werk is. "(...) de  fotograaf (...)  is op zoek naar nog onontgonnen mogelijkheden van het apparatenprogramma, naar nog niet eerder geziene, onwaarschijnlijke beelden", schrijft Vilém Flusser ergens. Het is deze ontdekkingstocht waarvan wij nu deelgenoot worden gemaakt.  De opgeloste zilverzouten uit de negatiefstroken (waarover ik net sprak)  ondergingen een metamorfose. Het leeft  verder als een sculptuur die de titel 'Study' meekreeg. En een blokje zilver dat evenveel foto als beeldhouwwerk  is. 

00A leest als een generische catalogus. De beelden zijn relatief klein afgedrukt in de rechter- of linkerbovenhoek  van de pagina. Afwisselend op glanzend en mat papier. De witruimte is belangrijk omdat het de nadruk legt op het archiverende karakter. Naar analogie met de analoge fotografie doet het denken aan een contactvel. Het boek is een sobere, maar stijlvolle bundeling van een fenomeen dat op het punt stond te verdwijnen. Het is inmiddels grotendeels vervangen door nullen en enen. Hoewel sommige beelden verleiden (en ik ze soms graag wat groter had gezien) is het uiteindelijk de accumulatie die fascineert. De beelden worden niet opgehemeld als curiosa of besmeurd door nostalgie. Het is wat het is. Er waren en zijn geen prints, het boek vormt een eindpunt. Case closed. 

De verzameldrang van Dominique is afgenomen. Haar aandacht verschoof gaandeweg naar andere vormen van gevonden beeld: Naar zelfgegenereerde (acheiropoëtische) beelden. Afbeeldingen die niet door mensenhanden gemaakt zijn, maar door natuurlijke processen of 'goddelijke' krachten. Haar huidige doctoraatsonderzoek aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Gent (titel: 'everything that shines sees') draait rondom het fenomeen van het flitslicht; het metafysische karakter dat aan licht wordt gegeven en hoe het flitslicht zichzelf manifesteert. Wordt dus vervolgd. - Maarten Dings

Previous
Previous

Phases magazine (2017)

Next
Next

HART magazine #132 (2014)